Peter Paul Rubens, Zelfportret
Een van de vier zeldzame zelfportretten die Rubens schilderde. Vermoedelijk gemaakt rond 1630, al ziet hij er bedenkelijk jonger uit dan een vijftigplusser. De intieme blik voelt als een uitgestoken hand om hem beter te leren kennen.
Peter Paul Rubens (1577 - 1640)
Zelfportret
Circa 1623 - 1630
Olieverf op paneel
Te zien in Rubens Experience (Rubenshuis)
Rubens beeldde zichzelf nooit af als schilder. Ook in dit paneel zie je een gentleman. Stijlvol gekleed, vriendelijk en met een open blik. Rubens maakte ook maar vier individuele zelfportretten, Rembrandt daarentegen schilderde er zowat veertig van zichzelf.
Oog in oog met de allereerste influencer
Hoe de wereld naar hem keek, was iets wat Rubens belangrijk vond. De allereerste influencer, zonder het zelf te beseffen.
Geen flamboyante poses of zijn penseel in de hand. Rubens toont zich op dit doek bewust, als een verstandige, vastberaden en tegelijk zachtaardige man. Een visitekaartje in olieverf.
Intiem en zelfzeker
Gehuld in een chique, zwarte wambuis, wit hemd en breedgerande hoed staart Rubens je zelfverzekerd aan. Een man van de wereld, maar tegelijk bescheiden. Met zijn donkerzachte ogen en voorzichtige glimlach nodigt hij je uit om zijn zelfportret grondig te bestuderen. Welke kleur hadden zijn ogen? Hoe lang was zijn baard? Je vindt er Rubens’ oog voor detail terug.
Toen Rubens zichzelf op dit houten paneel schilderde, was dat niet met de bedoeling om het werk te verkopen. Hij gebruikte het als model voor zijn leerlingen om zelf portretten te maken. Van de vier zelfportretten is dit de meest gemoedelijke en intieme. Wie dichter komt en achter de façade van de schilder durft kijken, ziet vriendelijke ogen terugkijken.
Geschetst en geschat
Hoewel Rubens veel oog voor detail had, leek hij aan de setting van dit schilderij weinig belang te hechten. Achter zijn rug is het onafgewerkt en donker. Door de brede penseelvegen – ook in de kledij – heeft het werk soms meer weg van een schets. Het was Rubens’ manier om het informele karakter van het portret extra in de verf te zetten. In welk jaar dit portret tot stand kwam is niet duidelijk. Lang werd aangenomen dat het gemaakt is rond 1630, al ziet Rubens er bedenkelijk jonger uit dan een vijftigplusser. Zijn gelaatstrekken lijken op die van een zelfportret uit 1623. Op zijn beurt is dit werk nadien gebruikt als model voor een drietal groepsportretten, waaronder dat met zijn oudste zoon Albert.
Dichter bij Rubens dan ooit tevoren
Hoewel het exacte moment van schilderen een mysterie blijft, ziet het portret er verrassend fris uit. De reden? In 2017 onderging het zelfportret een grondige restauratie. En dat was niet de eerste keer. Op sommige plaatsen bleek de originele verf bedekt met maar liefst elf nieuwe lagen van overschilderingen, vullingen en vernis.
Opvallend: onderzoek maakte duidelijk dat het schilderij meermaals werd verzaagd, vergroot en vervormd. Een tijdlang was het zelfs ovaal. Later kwamen er weer vier nieuwe hoeken. Door de formaatwijzigingen is de positie van Rubens in het beeld anders dan hij zelf wellicht bedoelde.
Levendiger dan ooit
De opeenstapeling van al die ingrepen belemmerde het zicht op Rubens’ persoonlijkheid en schildertechniek. Minstens 75% was niet meer van zijn hand. Maar gelukkig legde het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel (KIK-IRPA) alle verborgen details na eeuwen opnieuw bloot.
Naast de rode lippen, de blos op de wangen, het witte hoogsel van het hemd en de kleurvariatie zijn ook de originele penseelstreken nu weer goed zichtbaar. Ze verraden de manier waarop Rubens de verf aanbracht en ook zijn snelheid van werken. Even zelfzeker als de blik in zijn ogen.
Het Zelfportret staat op de Topstukkenlijst van de Vlaamse Gemeenschap. De werken op die lijst hebben een uitzonderlijke artistieke en cultuurhistorische betekenis voor Vlaanderen.