Overslaan en naar de inhoud gaan

Clara Serena Rubens

Clara Serena, lieve, vieve, oudste dochter van Peter Paul Rubens en Isabella Brant. Ze beleeft een heerlijke kindertijd. Maar in 1623 wordt ze plots ziek.

Ik hou van

Ik hou van onze tuin met de duiven en de mussen, en van mijn kleine broers: Albert is wel drie jaar jonger dan ik, en Nicolaas is echt nog een papkind, die is zeven jaar jonger, hij kan nog maar amper spreken.

Ik hou van ons huis met de zwart-witte vloeren waarop ik hinkel, en de tuin met de rozen en standbeelden, en papa’s atelier waar ik met houtskool teken op restjes papier en speel met de kat terwijl iedereen aan het werk is. Dan ruikt het daar naar olie en vernis.

Ik hou van Magdalene de meid, die me verzorgt als ik ziek ben en die Antwerpse liedjes voor me zingt en mijn haar kamt en mijn kousen herstelt. Ik hou van paarden. Ze draven zo rustig. Ik geef ze soms hooi en haver in de stal. Dan drukken ze hun zachte neuzen in mijn handpalm en briesen ze stil. Ik ben gelukkig.

 

Ik zit niet graag stil

Mijn grootouders wonen in de Kloosterstraat bij de Schelde, in hun huis ben ik geboren en heb ik tot mijn vijfde jaar gewoond.

Toen papa en mama naar hun eigen huis aan de Wapper verhuisden, vroeg opa een portretje van mij, zodat hij me altijd bij zich kon hebben. Papa heeft het gemaakt, het hangt daar in de mooiste kamer. Ik keek nog eens nieuwsgierig naar mijn jongere zelf. Op dat portretje bloos ik en ik lach naar papa terwijl hij me schildert. Hij moest vast snel zijn, want ik zit niet graag stil.

“We moesten goed op je letten,” zegt mama over die tijd, “want je glibberde overal tussendoor.” Vang me dan, als je kan, roep ik naar mijn broers als we tikkertje spelen.

Schrijf je in op de nieuwsbrief